Terug
Gepubliceerd op 01/12/2021

2021_GR_00128 - Gemeentebelasting naar aanleiding van een vergunning voor het bouwen van een groepswoningbouwproject, voor het bouwen van een meergezinswoning en voor het verbouwen of herbouwen van een bestaand gebouw - Hernieuwing - Goedkeuring

Gemeenteraad
do 09/12/2021 - 20:00 raadzaal
2021_GR_00128 - Gemeentebelasting naar aanleiding van een vergunning voor het bouwen van een groepswoningbouwproject, voor het bouwen van een meergezinswoning en voor het verbouwen of herbouwen van een bestaand gebouw - Hernieuwing - Goedkeuring 2021_GR_00128 - Gemeentebelasting naar aanleiding van een vergunning voor het bouwen van een groepswoningbouwproject, voor het bouwen van een meergezinswoning en voor het verbouwen of herbouwen van een bestaand gebouw - Hernieuwing - Goedkeuring

Motivering

Beknopte samenvatting

Hernieuwing van de gemeentebelasting naar aanleiding van een vergunning voor het bouwen van een groepswoningbouwproject, voor het bouwen van een meergezinswoning en voor het verbouwen of herbouwen van een bestaand gebouw.

Juridische grond

15 juli 1997 : Decreet houdende de Vlaamse Wooncode

30 mei 2008 : Decreet betreffende de vestiging, de vordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen

27 maart 2009 : Decreet Grond- en pandenbeleid

15 mei 2009 : Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

25 april 2014 : Decreet betreffende de omgevingsvergunning

22 december 2017 : Decreet over het lokaal bestuur

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 wordt een belasting gevestigd naar aanleiding van het afleveren van volgende omgevingsvergunningen:

  • een vergunning in het kader van het bouwen van een groepswoningbouwproject;
  • een vergunning in het kader van het bouwen van een meergezinswoning;
  • een vergunning in het kader van het verbouwen of herbouwen van een bestaand gebouw waarbij meer woongelegenheden worden gecreëerd dan in het oorspronkelijk vergund of vergund geachte gebouw.

Artikel 2

De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de vergunning. De eigenaars van het eigendom zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de belasting.

Artikel 3

De belasting wordt vastgesteld op 7.500 euro per bijgecreëerde woongelegenheid zoals aangegeven bij het aanvragen van de vergunning.

Als bijgecreëerde woongelegenheid wordt beschouwd iedere woongelegenheid die bijkomend aan het reeds bestaande aantal woongelegenheden op het perceel wordt toegevoegd. Onbebouwde percelen worden hierbij beschouwd als percelen met één woongelegenheid.

Artikel 4

De belasting is verschuldigd zodra de afgeleverde vergunning definitief is en niet meer kan worden aangevochten in het kader van de stedenbouwkundige procedure.

De afgeleverde vergunning wordt als definitief beschouwd van zodra de werken een aanvang hebben genomen.

Artikel 5

Van de belasting zijn vrijgesteld:

  • Aanvragen in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij;
  • Aanvragen waarbij de aanvrager een definitief akkoord met de sociale huisvestingsmaatschappij of het sociaal verhuurkantoor kan voorleggen omtrent de realisatie van sociale huisvesting conform het stadsregionale afsprakenkader zoals goedgekeurd door het schepencollege op 8 januari 2018.
    Als dit akkoord slechts van toepassing is op een deel van de aanvraag, zal de belasting a rato berekend worden.

Artikel 6

§1 De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.

§2 Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

Artikel 7

De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 8

De door het gemeentebestuur aangestelde personeelsleden zijn bevoegd om een coltrole of onderzoek in te stellen en vaststellingen te verrichten in verband met de toepassing van het belastingreglement. De door de aangestelde ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 9

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.